Internet Gezinskaart - Persoonsblad
Internet Gezinskaart - Persoonsblad
NaamHendrick (Rijck) Huyck (Heuck) 28,1, M
Geb. datumca 1591
Geb. plaatsNijmegen.
Overl. datum5 dec 1677 Leeftijd: 86
Overl. plaatsNijmegen.
Begrav. datum5 dec 1677
Begrav. plaatsNijmegen.
BeroepKoopman,Handelaar,Stadsrentmeester van Nijmegen,vennoot glasblazerij. Hopman van Nijmegen.
woonpl plaatsOp de Houtmarkt in Nijmegen.
VaderHendrick Huyck (Heuck) , M (ca 1560-ca 1632)
MoederN N , V
Partners
Geb. datumca 1610
Overl. datumca 1648 Leeftijd: 38
Overl. plaatsNijmegen.
Huw. datum28 jun 1629
Huw. memoHuwelijksregister Nederduits-Gereformeerde Gemeente, 1592 - 1811 (RBS 1173/099), Nijmegen, 28 juni 1629
Gezins ID4640
KinderenWarner , M (1634-)
 Maria , V (1639-?)
 Susanne , V (1645-)
  Eva , V (1648-ca 1701)
 Geertruid , V
 Joachim , M
2N N , V
Huw. datum?
Gezins ID4839
KinderenJohannes ( Jan) , M (1617-1657)
 Henrie , M (1619-)
Geb. datum?
Overl. datumca 1622
Gezins ID4851
Notitie behorende bij Hendrick (Rijck) Huyck (Heuck)
Zie ook defamilie Huyck; ‎www.rootsweb.ancestry.com/~ohfulton/Huyck/HuyckMyersAndDescBook.pdf
Hij introduceerde in1675 de gierpont, dat is een pont die aan een ketting van de ene naar de andere kant vaart waarbij gebruik gemaakt wordt van de stroming van de rivier.
Zie:Nijmeegse biografieën 2004, pp. 61-62, www.biografischportaal.nl
———————————————————————————————————-
Bron:Hieronder een stuk uit ‘de Tielenaar’ Zie:De oude gierpont | de Tielenaar
In het Louvre hangt een aan Bartholomeus van der Helst toegeschreven schilderij van Hendrick Heuck en zijn vrouw. De laatste heeft het octrooi op haar schoot en Hendrick zelf wijst met zijn wandelstok aan waarop dat betrekking heeft: de gierpont die op zijn advies in 1657 in Nijmegen in de vaart werd gebracht. Maar in het Nijmeegs Katern van Numaga van oktober 2008 toonde René van Hoften voor het eerst aan, dat het een historische vergissing was Hendrick Heuck als de uitvinder van de gierpont te zien. In het archief van het Huis Waardenburg zitten stukken waaruit blijkt dat al in 1599 een zekere Pieter Gabriëls Croon van de Staten-Generaal het octrooi kreeg om tussen Waardenburg en Zaltbommel een pont in de vaart te brengen op een door hem ontwikkeld principe. Dat blijkt een gierpont te zijn. Waarschijnlijk voer er al sindsdien bij Bommel een gierpont over de Waal. Het is (totdat wellicht uit nieuwe archiefvondsten het tegendeel blijkt) mogelijk te veronderstellen dat Heuck het octrooi van Croon of diens erfgenamen kocht, maar dat betekent geenszins dat hij de uitvinder van het giersysteem was.
Zie ook : Full text of "Oud Holland"
2 HENDRICK HEUCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG.

van dat vaartuig en zijn vrouw. Het geluk is hem gunstiger geweest dan dengenen
die het schaatsenrijden bedacht, aangaande wien KLOPSTOCK zegt, in zijn ode
aan die kunst ,, Vergraben ist in ewige Nackt der Erfinder grosstr Name su
ofty De naam van den uitvinder der gierbrug is bewaard gebleven. Hij
heette Hendrik Heuck.

De belangrijkheid eener uitvinding laat zich het best afmeten, door terug
te zien naar de toestanden waarin zij verbetering bracht. Het veer over de Waal,
van Nijmegen op Lent, werd in het midden der 17e eeuw bediend^ door een
paar zeil- en roeiponten, benevens een vrij groot aantal roeibootjes. Aan klachten
over afzetterij, onwilligheid en andere onaangename behandelingen door de veer-
lieden, ontbrak het niet. Daarvan getuigen tal van raadsbesluiten. Men was
dan ook in 1648 omgegaan met het plan om een vaste brug te leggen, maar
ook dat had groote bezwaren. In dien staat van zaken bracht Heucks uitvinding
een verandering. Zij was het ei van Columbus, dood eenvoudig in haar theorie.
De stroom stuwde het geankerde vaartuig voort, en door middel van een roer
werd het van den eenen oever naar den anderen gedreven Een aanzienlijke
oppervlakte werd verkregen, door twee vaartuigen aaneen te koppelen en met
een planken vloer te bedekken. Het was geen geringe verbetering, en hoe de
wereld haar waardeerde, mag men afleiden uit den naam die de nieuwe brug
ontving. Het sobere Nederland was tevreden met ,,gierbrug,*'zooals de uitvinder
haar genoemd had ; voor de meer tot overdrijving geneigde naburen werd zij
een fliegende Brücke, pont-volant, flying-bridge.

Van den persoon in wiens brein deze uitvinding geboren werd bestaat een
portret in zwarte kunst, uit het midden der zeventiende eeuw, door G. Wingendorp.
Heuck is daar voorgesteld omgeven door een krans van speren, harnassen,
strijdaksen, pijlkokers en ander krijgstuig, afgewisseld met schenkkannen en
schotels. Deze bijzonderheid wordt medegedeeld door van der Aa in zijn
Biographisch Woordenboek, doch daartoe, en tot de opmerking dat Heucks
spreuk was „Selden Onberispt," bepaalt zich dan ook alles wat daar omtrent
onzen uitvinder ten beste gegeven wordt. Iets meer aangaande zijn levensloop
kan bijeengegaard worden in het archief van Nijmegen, de stad zijner inwoning.
De geslachtsnaam Heuck komt daar reeds voor op de allereerste blad-
zijde der Burgerboeken. Daar leest men dat AVlLHELMUS HOEUCKE het burger-
schap verkreeg in 1337. ^^ dezen werd dit voorrecht in den loop der eeuwen
nog^ door verscheidene andere personen genaamd Heuck verkregen, doch van
geen hunner schijnt onze Hendrik een afstammeling geweest te zijn. Vermoedelijk
was hij een zoon van dien koopman HENDRIK Heuck, die om het geloof uit
Roermond geweken, den 13^° November 1616 tot Nijmeegsch burger aangenomen

HENDRICK HEÜCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG, 3

werd^ met zijn elf kinderen, en wiens tweede zoon HENDRIK heette. Zoo Iaat
het zich verklaren dat zijn naam niet aangetroffen wordt in de Nijmeegsche
doopregisters die met het jaar 1608 aanvangen.

iTusschen 163 1 en 1654 komt onze HENDRIK Heuck meermalen voor in
de raadsignaten : bij de boedelscheiding van zijn oom JOHAN ; als curator van
een krankzinnige nicht, weduwe van den stadsrentmeester Baccart; ineeneisch
om schadevergoeding tegen een schipper, wegens een partij verongelukte Spaansche
zeep ; in een quaestie van betwist recht van weg ; als schuldeischer van de stad
voor een bedrag van f 147 aan levensmiddelen, uitgereikt aan de bewoners van
het naburige Oosterhout, bij gelegenheid van een dijkbreuk. In 1649 bezat Heuck
een huis aan de Kannenmarkt, welks huurwaarde was aangeslagen op 100 gl.,
en dat dus een kapitaal huis moet geweest zijn, vermoedelijk de tegenwoordige
Maas en Waalsche Bank. Van luitenant der hopmanschap van de Markt, waarin
zijn huis stond, werd hij in 1654 bevorderd tot hopman. In 1656 kreeg hij
verlof een tuintje te mogen aanleggen en met boomen beplanten, aan den voet
van den stadswal, van de Mezekouw tot aan de St. Joristrappen, en in 1661 won
hij een verzilverden degen, bij het prijsschieten der doelisten op den Mariénburg. *)
Welk bedrijf Heuck uitoefende in al die jaren, is niet te vinden. Alleen blijkt
het dat hij op den 6« Januari 1638 verkozen werd tot meester van het schippersgild.

Op eens, als Minerva uit het hoofd van Jupiter, springt de gierbrug vaardig,
volledig en reeds in het bezit van haar naam, uit zijn brein te voorschijn. Wij
vernemen niets van proefnemingen. 0p den 2%^^ Febr. 1657 deden eenigeheeren
gecommitteerden uit den raad, rapport dat zij in conferentie geweest waren met
den hopman Heuck, yfiver het telgen ende qebruycken van een gier brugge over
de Waelir Hun rapport was gunstig, weshalve zij geautoriseerd werden, y,om
hetselve werck finalick te sluyten," en een accoord te maken met den uitvinder,
aan wien de exploitatie er van werd verpacht Het tot dien tijd toe gebruikte
veer was ao 1656 verpacht geweest voor / 1643; Heuck kreeg de pacht uit de hand
voor / 1600. Geen spoor van eenige belooning voor de uitvinding leveren onze
bescheiden, evenmin nam HEUCK een octrooi daarvoor.

Den 30 April 1657 lag de brug reeds. De vroegere veerschuiten plachten
af te varen van den voet van den Lindenberg, nabij het Oosteinde van de stad,
opdat de schuiten, door den stroom afgedreven, niet al te ver beneden Lent
zouden aanlanden. Bij de gierbrug, die geankerd lag, bestond daarvoor geen gevaar.

1) Het conterfeitsel waarvan van der Aa gewaagt, werd misschien kort na deze gebeurtenis vervaardigd.
De krans tooh die daar Heucks gelaat omgeeft, met syn combinatie van krijgs- en BaccbanaUsche emblema n
roept weelderige drinklagen van feestvierende schutters voor den geest, «hun troniön gloeiende van den
Rinschen wijn."

4 HENDRICK HEÜCK. DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG.
weshalve zij verder stroomaf gelegd werd, ter plaatse waar z\] thans nog altijd
afvaart. Dit punt was verkieslijker, omdat het zich meer in de natüjheid bevond
van de woonplaatsen der brouwers en andere kooplieden, op de Lagemarkt en
.n de omliggende straten. Misschien deed de gierbrug aanvankelijk de overtocht niet
zoo periodiek en geregeld als tegenwoordig^, althans de raad bepaalde, 4 Juni 1657,
dat er y^M gerUff van den nysende man, ende tot bevordering van de commereu
ende coopmanschaff\ in het veer steeds een schuit gereed moest liggen. Ook
kreeg Heuck een klokje van de stad te leen, dat vroeger op de St. Stephe.nspoort
had gehangen, om het vertrek van de brug door luiden aan te kondigen. '

De veerlieden van het oude zeil- en roeiveer waren nu hun broodwinning
kwijt, want alleen Heuck, als pachter, had het recht passagiers over te zetten,
maar het vaderlijk bestuur trok zich hunner aan, en bepaalde, in 1657, weer in
1662 en nogmaals zelfs in 1667, op voorstel van Heuck, dat zij bij het verlaten
van hun betrekking, die een stads*aanstelling was, hun tractement van f 40
'sjaars zouden blijven genieten, totdat zij een anderen dienst konden vinden.
Maar daarvoor moesten zij dan ook zorgen dat yjin alle voorkoiptende nooden
zooveel doenlijk^ w as, „A gierbrug tot gerief van passanten bruikbaar gehouden
wèrd^\ alsmede hopman HeüCK en diens lasthebbenden in alles gehoorzamen»
tegen genot .van 12 strs. daags, met de bedreiging van ontslag, in geval van
onwilligheid.

Den i«n Februari 1659 werd de gierbrug voor het eerst publiek verpacht,
en weder werd Heuck de pachter; ditmaal voor zes jaren, tegen /2500'sjaars
Het veergeld bedroeg toen 4 d. per persoon ; i st. voor een ton bier ; 4 d. voor.
een ledige ton en een halve stuiver voor een zkk koi-en. Meer wordt niet opge-
geven, maar dat Heuck vaak moeite had te krijgen wat hem toekwam, blijkt
uit tal van gevalletjes waarbij de hulp van den raad werd ingeroepen. Oni
daaraan een eind te maken, bepaalden de heeren dat hij het veergeld voortaan
altijd contant moest eischen, onwilligen mocht hij aanhouden tot zij betaalden.
Gaf hij krediet, dan verloor hij zijn aanspraak. «

In 1660 beval de raad, dat de brug wanneer er menschen, karren, paarden 01
andere beesten op waren, aan beide zijden met boomen en kettingen zou gesloten
worden, ten einde ongelukken te voorkomen. De vaste brug aan de Lentsche zijde,
moest voorzien worden met zwalpen; bij ongelukken zou HeüCK aansprakelijk
zijn voor de schade. Vreemd klinkt dit gebod op het eerste gezicht ; men zou
verwachten dat die voorzorgen van den beginne af genomen waren. Maar men
bedenke, dat veerponten ook thans nog veelal aan alle zijden open zijn, en uit de
veerpont had de gierpont zich ontwikkeld. Jaren na het beleg der stad door de
Franschen in 1672, toen de brug vernield werd, bleef het Lentsche vak nog



HENDRICK HEUCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG. 5

zonder schuttingen. De Engelsche ambassadeur Temple beschrijft den angst
dien hij daar uitstond, toen hij in 1676 het vredecongres kwam bijwonen en met
zijn twee carossen met zes paarden, een wagen met koflfers benevens acht rijpaarden,
zich moest wagen op die ^bru^ge^ omtrent 200 schreden lang^ van planken die
slegt anderkouden werden^ sijnde vele los en schuddende,, hebbende geen schuttinge
Ier eijdenj* En toen van uit de stad de eereschoten begonnen te donderen,
werden zijn paarden y^zo breideloos, door dat geluit en 7 geraas der planken^ dat
het scheen dat zij mij eer in de rivier, als op de gierbrugge wilden brengend
Met de gierbrug was Z. E. overigens zeer ingenomen : hij vond het y^een bijzondere
N, uztvinding'e en zo gemakkelijk^ dat ik verwondert ben, dat ik dezelve nooit in
andere plaatsen in *t werk heb zien stellen.**

Zooals boven werd opgemerkt, ontving Heuck van de stad Nijmegen
hoegenaamd geen belooning voor zijn uitvinding, en er is geen spoor te vinden
dat hij een poging deed om die te verkrijgen. Daarvoor wendde hij zich hooger.
In 1661 deed hij een voorstel aan den Raad van State, om op kosten van het
Land een gierbrug te leggen bij WeseL Btj die gelegenheid verzocht hij, voor
de uitvinding van de gierbrug te Nijmegen, y^die tei ens tot dienst van het Land
qehoudetC^ werd, een jaarwedde van ƒ looo. Den stedelijken raad vroeg hij dit
request te steunen, waarbij hij beloofde gedurende zijn pachtjaren met ^ 500
tevrede te zullen zijn, en de overige ƒ 500, of zooveel meer als het Land geneigd
zou zijn hem toe te staan, ten bate van de stad te laten komen. De raad ging
in op dit hoogst aannemelijk voorstel, doch bedong er bij, dat indien Heuck
minder dan f 1000 mocht krijgen, hij in dat geval toch met de stad zou moeten
deelen. Bij den Raad van State schijnt het verzoek geen ingang gevonden te hebben.

Met Paschen 1665 kwam Heucks pacht ten einde, en daarmede zijn
verband met de gierbrug. Uit dankbaarheid werd hem vergund, levenslang met
zijn familie ^looor de inventie van de gierbrugge^ vrij en exempt van veergelt te
zijnP De brug werd nu publiek verpacht, en ging over, voor een termijn van
acht jaren, in handen van kaptn. VAN Erp en Jacob de Witt, tegen een pacht-
penning van / 5000 's jaars.

In 1660 deed Heuck een vergeefsche poging om een nieuwe betrekking
ten zijnen behoeve te doen scheppen^ die van vierde tolbediende aan de Nijmeeg-
sche tolkamer. De raad verstond dat men met drie kon blijven volstaan. Van
1665 — 1669 was hij stads rentmeester, doch schijnt middelerwijl zijn vrije uren
aan de verbetering eener toen betrekkelijk nieuwe industrie te hebben gewijde
In 1658 hadden Jacob Uwens, M. D. en Johan van Zellar levenslang octrooi
ontvangen voor het oprichten en uitoefenen eener glasblazerij, waartoe hun het
oude St. Jacobsgasthuis of Pesthuis, in de Hezelstraat (thans de Gouden Leeuw),



\



6 HENDRICK HEUCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG.

met een aangrenzend huis en tuintje was afgestaan, met verlof om hun oven in
de voormalige kapel te stellen. Die tak van nijverheid was nieuw in deze stad
en de raad meende dat zij den Nijmegenaars belangstelling zou inboezemen. De
bepaling werd derhalve gemaakt dat een bus in de tabriek moest opgehangen
worden, en dat ^ihetgeen door yemant ut curieusheyt in de glasblazerije komende,
daarin mocht gesteecken werden", tot voordeel van het Gasthuis komen zou.
Bleef de opbrengst onder 50 gl, dan moesten de fabrikanten het tot die som
bijpassen. Reeds in 1665 was deze onderneming overgegaan in handen van
JOHAN VAN Barmont en consorten. Deze liquideerden in 1670 en bij die gele-
genheid leeren wij de namen der consorten kennen ; het Wlsiren mannen van
beteekenis : Theodorus Granen, hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan de Nij-
meegsche Illustre school, Dr. Engelbert Be^ckman, schepen en lid van den
raad, hopman Hendrick Heuck en een ons verder onbekende Jean La Lam.
Ook dit consortium liep te niet. Den 23 Jan. 1670 besloot de raad op hun
verzoek, dat j^de brandende oven van cristalF* niet meer gestookt zou worden,
niettegenstaande ^de potten die er nog vol op stonden**. La Lam kreeg verlof
y^de kunst van kristalblazeii* verder op zijn eigen kosten uit te oefenen. De
ytinstrumentent drogues, materialen en potten** mocht hij voor de helft van de
kostprijs k contant overnemen. Dat deed hij niet, en de oven werd afgebroken
De boedelinventaris dezer onderneming moet nog in wezen zijn en zich bevinden
in het Notarieel Archief te 's Gravenhage. Tot mijn leedwezen is het mij niet
mogen gelukken inzage van dat document te krijgen. Naar mij werd medegedeeld
bevat het een lijst der werktuigenom bij het glasblazen te gebruiken ^lastt^rck,
gemaecte (geboetseerde) fmyten^ om glas af te maecken^ enz!*

Heuck schijnt een verdere ontwikkeling van zijn kennis op dit gebied in
petto gehouden te hebben. Den 7^» Mei 1670 kreeg hij een fiat ut petitur op
een request aan de Landschap, waarbij hij verzocht begunstigd te worden met
een octrooi voor twintig jaren in de Vereenigde Provinciën, om y^ijne nieuwe
inventie van V maken ende artificieuselijck tvercken van crystall de Montagne^* te
exploiteren, alsmede om die voorwerpen te mogen venten en verkoopen^
Kwam deze onderneming ooit tot stand? Wij weten het niet; doch zoo ja, dan
had zij een kortstondig bestaan. Twee jaren later brak het noodlottige jaar 1672
aan. Bij den aanmarsch der Fransche troepen op Nijmegen volgde Heu^k het
slechte voorbeeld van zoovele zijner stadgenooten, waaronder drie der vier predi.
kanten en nam de vlucht. Waar hij heentrok is niet bekend; wellicht naar
's Gravenhage, waar hij althans in lateren tijd een huis bezat. Den lo^n Juni
werd hij vervallen verklaard van zijn rang als hopman en gecasseerd.

Hoewel hij dus het krijgsgewoel door een overhaaste vlucht ontweken



HENDRICK HEÜCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG. 7

was, schijnt zijn geest zich toch in dien tijd op martiaal gebied bezig gehouden
te hebben. Den 26 Maart 1675 verzocht hij van de Landschap, bij request,
waarin hij zich betitelt: y^inventeur van de gierbrugge tot Nijmegen'\ provinciaal
octrooi en attaché van een octrooi, hem verleend door de heeren H. M. M. De
' uitvinding bestond in j^een soort van bagagiekarren, voerende twee stukken geschuts^
nevens al ^tgeene tot de artillerie specteert; en dan nog zeker affuit met twee
wielen^ waarop drie stukken kanon en een borstweer^ schootvrij voor musket en
karabijn^ ieder door één paard in bequame wegen facyl te treckenJ*

De Landschap committeerde uit elk kwartier twee leden, om deze uitvin-
ding te onderzoeken. Wat die commissie verrichtte en welk advies zij uitbracht
is onbekend. Of HeüCK het octrooi verkreeg is ons evenmin overgeleverd.

In het volgende jaar was Heuck weder in zijn vaderstad terug en wenschte
de door den oorlog en daarop gevolgde occupatie der stad te niet gegane
onderneming der glasblazerij weder op te vatten. Daartoe verzocht hij den 21 '''Ja-
nuari 1676 de toestemming van den raad, j,omt chrystall^ of glashuys wéér aen
te vangen.^* Men verwees hem naar de provisoren van het Arme Gasthuis, in
wier beheer het gebouw was overgegaan ; doch zijn Verzoek om accijns- en
vrachtvrijheid voor hemzelven en ^compagnie vant selve huys^\ werd alvast afge-
slagen. Van de glasblazerij schijnt niets gekomen te zijn.

Heucks levensdraad was dan ook weldra afgesponnen. Op den s^^ Dec.
1677 werd de procureur JOHAN ROUKENS geautoriseerd, om van wegen de stad
y,de nalatenschap van den hopman Heuck zaliger te bespreken*^ voor wat hij bij slot
van rekening nog schuldig bleef, wegens een huis in de Nieuwstraat, door hem van de
stad gekocht. Ook andere schuldeischers kwamen opdagen, o. a. zekere Abraham
Hartman, die eehige goederen van Heuck ^over jaar en dag in verwin"* had
bezeten, welke hij nu wenschte te verkoopen, terwijl hij tevens voor een ver-
schuldigde som van f 7000 beslag legde op twee huizen van Heuck aan de
Varkensmarkt, tegenwoordige Houtmarkt. De boedel werd door de erfgenamen
aanvaard onder benefice van inventaris. Het moet een hopeloos verwarde aan-
gelegenheid geweest zijn, zoodat een der curatoren den 10 Mei 16&5 bedankte
er zich verder mede in te laten. JOHAN RouKENS, notaris en procureur, werd
toen aangesteld, om de zaken verder te regelen en, zoover dit mogelijk was,
de schuldeischers af te betalen.

Als erfgenamen van Heuck worden genoemd de volgende spruiten uit
zijn echtverbindtenis met Catharina BROUWERS : SUSANNA, gehuwd met JOHAN
Pallade; Maria en Eva. Overleden waren een dochter Geertruid, die gehuwd
was geweest met Arnold Crijnen, en een zoon Joachim, weduwenïiar van Susanna
Hackert of Hackaert. Al deze kinderen waren geboren tusschen 1632 en 1669.



m



rËlt



HEUCK, DE UITVINDER VAN DE GIERBRUG.



werd medegedeeld, kan er wel geen redelijke twijfel
iïll^'S* nllf O «enige aarspr-nl: op de herinnering vr.n htt :^2ge»lacht

ÉHi90ii^]$4^tamf^ van de gierbrug. Dat was inderdand een gelukkige
^li^t^JI> jHcn sedert slechts weinig heeft kunnen verbeteren. Om een
M> M '^A^lHÉ^ken moeten drie factoren samenkomen: de scherpzinnig-
^iü 9kê^dteii CU (Ic lechnische.bckwaaiiüieid um haar te verweeen-
ll'''»!^ *^i^^5P'i^'^'' '^'^"''^' '"^* i;ii:--der i-.codzdkclijk; vcrei.clite, de behoefte
||^l£»'fa|Mlfai^ ftvoclt aan het voortbrengsel. Ontbreekt dere, dan kan,de
If'^^SiaO'^'^MQ^ZI^Iworden, doch zij heeft geen levensvatbaarheid. Irï Heucks
||gW|0S^|[;'^^| fl^eftc aan een verbeterde overtocht in het 0(%. Aan het
'^ '^K*^*?£^^'0S^.^É°.^£-^y-'''^^>" ''^^'^^ '"^'^ sedeit slechts weinig kunnen verbeteren,
■S-*^^,''"|*3St''ï^*^'''SI' ^^■'■^ kabel ruftende op eciiige s.;huitje^, Iioe\ecl is giet
■^^*^'* !»'^W'^^ Viltman's schilderij va-^ 1669, op het r-'?,dhuis te
'X ^^^^^^ "^^ë^^ '^^'' ''^ vogelvlucht te aanschouwen geeft, ziet men er drie.
-""^b:^^:}^2s^?g^'§Cug aan een ketting rustende op zeven bochtaken. In plaats
'S'^^>'S?iJl^'^*''êl'Hf^u^cn onder water gespannen dwarskabel, waarmede de brug
f'(^cIS-<>'^^<3^--||*rÉ;*ll'^'^'^"' veiboxideii v>erd, <.ti zuo is h<.l. gebleven lot op den
i-^^ë*'^^^"*^'^''-^-**' ^'■''" gicrbriiggsn over i!c gehcclc wereld, hebben bet
:ê-(W^f';*i^^fcSt:iS: onveranderd behouden. In Sib'erie b.v. vaart er een over
•S-^»*»'*'^^^'^^^'^£ë^C'! ^'^ <^^'' 9^^ ">■ breed is; zij giert op niet minder dan
^-^^IMK'^^^^^'^'^^' overigens, evenals onze „Zeldenrust", uit twee samen-
I^-S^^'^*!^*^^^^-'"*^'' ^^^ pl^"ke'> vlocj' overdekt.

.-1520: Johan Hasert Hendriksz., 65 fol. 82.
27-4-1560: Hendrik Hueck bij overdracht door Johan Hasert, 61 fol. 1v, 62 fol. 3v.
9-4-1578: Rijk Hueck, 62 fol. 34.
22-6-1632: Lubbert van Vinceler, burger van Nijmegen, bij dode van Rijk Hueck, burgemeester van Nijmegen, 63 fol. 81v.
7-3-1642: Hendrik Huyck te Nijmegen bij dode van Rijk Huyck zoals Lubbert van Vinceler, 64 fol. 6.
30-3-1678: Arnout Kelfken mag van wijlen Hendrik Hueck beslag leggen op huis, hof en boomgaard, genaamd Heukenhorst, in Nijmegen, voor 1000 rijksdaalders en ƒ 200.-, bevestigd op het leen, 66 fol. 11v-12v.
4-4-1678: Doctor Caspar van Riemsdijk mag voor Geertruida van Riemsdijk, zijn zuster, in beslag nemen voor een schuld van wijlen Hendrik Huyck, hopman, van ƒ 1600.-, bevestigd door Bernard van Salingen, curator, 66 fol. 10-11 en fol. 12v-13.
12-4-1678: Verpand door Hendrik Huyck, hopman van Nijmegen, aan Marcus du Bart wegens verkoop door Huyck van een hof met toebehoren in Nijmegen voor ƒ 400.-, 66 fol. 11. 24-1-1679: Gillis de Claer is voor kinderen van Hendrik Huyck bevestigd in een schuld van ƒ 2000.- in de boedel van wijlen Hendrik Huyck, hopman, 66 fol. 15-16.
10-5-1679: Toegewezen aan Marcus du Bart, burger van Nijmegen, nadat de hof in Nijmegen in de Pauwstraat belast bleek met verzwegen schuld en daarom toegewezen aan Abraham Hartman, koopman van Holland, 66 fol. 16-17.
16-1-1700: Johan Palada, die kocht bij verwin, zoals Hendrik Huyck, waarna overdracht aan Gerard Ignatius Schaep tot de Baerle, 66 fol. 65v-66v.
3-10-1702: Willem van Lobith bij overdracht door Gerard Ignatius Schaep tot de Baerle zoals Hendrik Huyck, te delen, 66 fol. 74v-75.
21
10-3-1729: Nikolaas Palada voor Hendrika van Lobith, zijn vrouw, bij dode van Willem, haar vader, na kaveling en verzuim, bevestigd door Hendrik van Lobith, haar broer, 66 fol. 162-164v.
Notitie behorende bij Elisabeth (Partner 3)
WIJCHEN
62. Kuisken, (1567: 8 morgen, genaamd Kuessenkamp), in Wijchen ( 1567: in het Rijk; 1610: het schependom; van Nijmegen; 1631: in vijf stukken aan de Nieuwe wetering).
..-.-1552: Michael Ernst van Pomburg, waarna overdracht aan Lambert van Salland, 65 fol. 92.
10-3-1555
: Loef de Jeger bij overdracht door Lambert van Salland, 65 fol. 92.
15-9-1567: Wouter van Brienen voor Assuera Andelijn, weduwe Loef de Jeger, 61 fol. 21, 62 fol. 21v.
11-11-1610: Bernard de Jeger bij dode van Assuera Andelijn, weduwe, zijn moeder, met lijftocht van Elisabeth Schimmelpenninck, zijn vrouw, 63 fol. 26v-27v.
21-1-1612: Alexander Schimmelpenninck voor Elisabeth Schimmelpenninck bij overdracht door Nikolaas van Ede voor Bernard de Jeger, 63 fol. 31v-32v.
30-4-1616: Rijk Huyck, burgemeester van Nijmegen, voor Elisabeth Schimmelpenninck, zijn vrouw, 63 fol. 37.
18-7-1622: Gerard Schimmelpenninck bij dode van Elisabeth Schimmelpenninck, 63 fol. 52.
18-11-1625: Reiner de Jeger bij overdracht door Gerard Schimmelpenninck, die aankwam van diens zuster, 63 fol. 63.
30-10-1631: Willem Gerardsz. te Wijchen bij overdracht door Reiner de Jeger te Heukelom, 63 fol. 79v.
Laatst bijgewerkt 12 apr 2018Gemaakt 21 apr 2021 met 'Reunion for Macintosh'